Tekst geschreven door: Marc Hindrijckx

Geboren te Dworp op 16 februari 1900

Overleden te Sint-Genesius-Rode op 16 januari 1987 (86 jaar)

 

Bijgenaamd Den Dau. Atletisch sterk bedeelt, een vent gelijk een boom, een kerel waar de kracht nog zo afdroop, maar tactisch bekeken minder onderlegt renner uit Dworp. Was forsig, maar doseerde zijn inspanningen niet. Hij was een echte locomotief, was altijd gereed om hulp te bieden aan een ploegmaat, want hij had een hart als koekebrood en was in geen geval een sprinter.

 

Jan was twintig jaar toen hij tijdens het dobbelen op de kermis een fiets won, hij leerde ermee rijden en twee weken later reed hij al zijn eerste wedstrijd. Hij had de gewonnen fiets verkocht en had zich een koersfiets aangeschaft.

 

Dat Jan pas op twintigjarige leeftijd leerde fietsen was voor die tijd geen uitzondering. Zoals zo velen toen, begon Jan te werken de dag na zijn plechtige communie, op amper elfjarige leeftijd. De maandagmorgen trok Jan met zijn vader en andere Dworpenaren te voet naar de steenbakkerij, om er te werken van de zonsopgang tot de zon terug onderging. Gedurende de ganse week verbleven ze ginder op hun werk en de zaterdagavond kwamen ze dan te voet terug naar huis, kilometers ver.

 

Tijdens zijn eerste koersjaar had Jan reeds een contract bij de fietsenmakers in de streek, waarvoor hij twee frank per kilometer kreeg voor elke wedstrijd, die hij won. Op die manier heeft hij een half dozijn fietsenmakers half op hun achterste gereden, want hij behaalde als jonge renner al heel wat goede uitslagen in de lagere categorieën.

Bij de onafhankelijken ontpopte hij zich als ronderenner en in 1924 eindigde hij als vierde in de Ronde van België. In de loop van dat seizoen ging hij over naar de beroepsrenners en op 1 juni eindigde hij als twaalfde in Parijs-Brussel.

In 1925 reed hij bij de sterke “Alcyon” ploeg met Nicolas Frantz, Emile Masson Sr., René Vermandel, de broers Debaets, Maurice De Waele en Adelin Benoit. In Brussel-Parijs reed hij met Armand Thewis 22 minuten voorop, maar in de sprint werd hij natuurlijk geklopt.

 

In 1926 won Jan de Ronde van België, met 14 minuten en 43 seconden voorsprong, voor niemand minder dan Felix Sellier, de vedette van die periode. Hij had ook twee van de vier ritten gewonnen. Na deze zege schreef een journalist “Debusscher is een ware as. Een nieuwe Faber. Ge zult hem zien in de Ronde van Frankrijk en niet alleen als helper”. Jan nam dat jaar dus ook voor de eerste maal deel aan de Ronde van Frankrijk, hij vertrok er als kopman van zijn ploeg, maar diende de strijd te staken tijdens de achtste rit. Het volgende jaar werd hij vierde in de Ronde van België en eindigde hij, fel gehandicapt door een zware val, als dertiende in de Ronde van Frankrijk, die gewonnen werd door zijn Luxemburgse ploegmaat Nicolas Frantz. Voor het eerst was er een ploegentijdrit in de Tour en natuurlijk was Jan de locomotief van de blauwe Alcyon trein.

 

In 1928 nam hij vanaf de twaalfde rit als vervanger deel aan de Tour. Het was een nieuwigheid in de Ronde dat er vanaf Marseille kersverse krachten meededen. Toch was het niet gemakkelijk om tegen de ingereden renners te strijden en ze stonden daarbij ook nog eens aan de voet van het hooggebergte. Jan eindigde als eerste van de mannen die er later bijgekomen waren.

 

Op de piste van Brussel deed Jan een lelijke val en brak hij zijn schouder. Hij heeft er zodanig lang mee gesukkeld, dat 1929 praktisch voor hem verloren was. Hij verwisselde ondertussen de Alcyon-trui voor eentje van La Nordiste. In 1930 won hij vier wedstrijden. In de Grote Prijs van Erembodegem-Terjoden ging hij Frans Bonduel maar met liefst zes minuten vooraf. Het seizoen daarna won hij nog tweemaal. In de Grote Prijs Handelsfoor in het Franse Lille, dat gereden werd in heel slecht weer, ging hij er in de vierde ronde alleen vandoor. Hij veroverde er alle volgende klassement sprinten om zodoende op meesterlijke wijze te zegevieren. Na zijn tweede plaats in de tweedaagse wedstrijd Groene Zegel, of ook gekend als Antwerpen-Brussel-Antwerpen schreef een journalist het volgende “Ook Jan Debusscher, de Dworpse reus, die een drietal jaar geleden een van onze beste renners was, doet vandaag meer dan ooit van zich spreken. Want met zijn machtige treinlopen zal hij dit jaar nog meer dan één zegepraal weten te boeken. Hij is één van die renners die in stilte zijn weg gaat en zich altijd met gans zijn wezen en kunnen in de strijd werpt tot hij erbij valt of zegepraalt”. Hij reed ook een zeer sterk kampioenschap van België te La Hulpe, maar kwam in de eindsprint ten val en de titel ging naar Alfons Schepers.

In 1932 eindigde hij nog als derde in de Omloop van België. Dit was een wedstrijd over 466 kilometer en de renners deden er 16 uur en 16 minuten over, met een gemiddelde snelheid van 28.6 km/u.

Jan beëindigde zijn loopbaan in 1933 bij de Ratly ploeg.

 

Al tijdens zijn loopbaan werd Jan cafébaas te Dworp. Later kwam hij nabij het station van Rode wonen. Jan werd juist op één maand na 87 jaar oud.

Jan in derde positie tijdens de Ronde van Frankrijk van 1927

Jan in derde positie tijdens de Ronde van Frankrijk van 1927

Jan

DEBUSSCHER

Texte écrit par : Marc Hindrijckx

Voici la traduction en français :

Né à Dworp le 16 février 1900

Décédé à Rhode-Saint-Genèse le 16 janvier 1987 (à l'âge de 86 ans)


Surnommé "Den Dau". Athlétiquement très doué, un homme bâti comme un arbre, un gaillard qui transpirait la force, mais un coureur de Dworp moins avisé sur le plan tactique. Il était robuste, mais ne dosait pas ses efforts. C'était une véritable locomotive, toujours prêt à aider un coéquipier, car il avait un cœur d'or et n'était en aucun cas un sprinteur.


Jan avait vingt ans lorsqu'il gagna un vélo en jouant aux dés à la kermesse. Il apprit à en faire et deux semaines plus tard, il participait déjà à sa première course. Il avait vendu le vélo gagné et s'était acheté un vélo de course.


Le fait que Jan n'ait appris à faire du vélo qu'à l'âge de vingt ans n'était pas une exception pour l'époque. Comme beaucoup d'autres alors, Jan commença à travailler le lendemain de sa communion solennelle, à l'âge de onze ans à peine. Le lundi matin, Jan se rendait à pied avec son père et d'autres habitants de Dworp à la briqueterie, pour y travailler du lever au coucher du soleil. Ils restaient là-bas sur leur lieu de travail toute la semaine et le samedi soir, ils rentraient à pied à la maison, parcourant des kilomètres.


Dès sa première année de compétition, Jan avait déjà un contrat avec les fabricants de vélos de la région, pour lequel il recevait deux francs par kilomètre pour chaque course qu'il remportait. De cette manière, il a mis une demi-douzaine de fabricants de vélos sur la paille, car en tant que jeune coureur, il a obtenu de très nombreux bons résultats dans les catégories inférieures.

Chez les indépendants, il se révèle être un coureur de tours et en 1924, il termine quatrième du Tour de Belgique. Au cours de cette saison, il passe chez les coureurs professionnels et le 1er juin, il finit douzième de Paris-Bruxelles.


En 1925, il court pour la solide équipe "Alcyon" avec Nicolas Frantz, Émile Masson Sr., René Vermandel, les frères Debaets, Maurice

De Waele et Adelin Benoit. Dans Bruxelles-Paris, il prend 22 minutes d'avance avec Armand Thewis, mais il est naturellement battu au sprint.


En 1926, Jan remporte le Tour de Belgique, avec 14 minutes et 43 secondes d'avance sur nul autre que Félix Sellier, la vedette de l'époque. Il avait également gagné deux des quatre étapes. Après cette victoire, un journaliste écrivit : "Debusscher est un véritable champion. Un nouveau Faber. Vous le verrez dans le Tour de France, et pas seulement comme équipier". Jan participe donc cette année-là pour la première fois au Tour de France. Il y part en tant que leader de son équipe, mais doit abandonner la course lors de la huitième étape. L'année suivante, il termine quatrième du Tour de Belgique et, fortement handicapé par une lourde chute, il finit treizième du Tour de France, remporté par son coéquipier luxembourgeois Nicolas Frantz. Pour la première fois, il y avait un contre-la-montre par équipes dans le Tour et, bien sûr, Jan fut la locomotive du train bleu d'Alcyon.


En 1928, il participe au Tour en tant que remplaçant à partir de la douzième étape. C'était une nouveauté dans le Tour que des forces fraîches se joignent à la course à partir de Marseille. Cependant, il n'était pas facile de lutter contre les coureurs déjà aguerris, et de plus, ils se trouvaient au pied des hautes montagnes. Jan termina premier des coureurs qui avaient rejoint la course plus tard.


Sur la piste de Bruxelles, Jan fit une mauvaise chute et se cassa l'épaule. Il en a souffert si longtemps que l'année 1929 fut pratiquement perdue pour lui. Entre-temps, il troqua le maillot d'Alcyon pour celui de La Nordiste. En 1930, il remporta quatre courses. Dans le Grand Prix d'Erembodegem-Terjoden, il devança Frans Bonduel de pas moins de six minutes. La saison suivante, il gagna encore deux fois. Dans le Grand Prix de la Foire Commerciale à Lille, en France, qui se déroula par très mauvais temps, il s'échappa seul dès le quatrième tour. Il remporta tous les sprints de classement suivants pour triompher de manière magistrale.


Après sa deuxième place dans la course de deux jours du "Groene Zegel", également connue sous le nom d'Anvers-Bruxelles-Anvers, un journaliste écrivit ce qui suit : "Jan Debusscher aussi, le géant de Dworp, qui était l'un de nos meilleurs coureurs il y a environ trois ans, fait aujourd'hui plus que jamais parler de lui. Car avec son puissant train, il saura remporter plus d'une victoire cette année. Il est l'un de ces coureurs qui poursuit son chemin en silence et se jette toujours corps et âme dans la bataille jusqu'à ce qu'il chute ou triomphe". Il réalisa également un très bon championnat de Belgique à La Hulpe, mais chuta dans le sprint final et le titre revint à Alfons Schepers.


En 1932, il termina encore troisième du Circuit de Belgique. C'était une course de 466 kilomètres et les coureurs mirent 16 heures et 16 minutes pour la parcourir, à une vitesse moyenne de 28,6 km/h.

Jan mit fin à sa carrière en 1933 au sein de l'équipe Ratly.

Déjà pendant sa carrière, Jan devint patron de café à Dworp. Plus tard, il vint habiter près de la gare de Rhode. Jan atteignit l'âge de 87 ans, à un mois près.

Jan in derde positie tijdens de Ronde van Frankrijk van 1927

Jan en troisème position durant le Tour de France de 1927