Hof-ten-Hout

Prachtige naam voor een van de oudste hoeves in Rode

Tekst geschreven door: Christian Nekkebroeck

Korte geschiedenis van de hoeve

Bronnen:

  • De Becker Urbaan, Fernand Vanhemelryck (1982), Geschiedenis van Sint-Genesius-Rode naar Constant Theys, Gemeentebestuur van Sint-Genesius-Rode
  • Weetjes van de auteur als geboren en getogen rodenaar
  • Met dank aan Bernadette Van Lancker en de Gravin de Jonghe D'Ardoye

De hoeve rond 1920 - Bron: collectie Dominique Olivier - In 2021 kunstmatig gekleurd

De eerste tekenen van bestaan dateren uit 1640, toevallig de postcode van Rode. Het Zoniënwoud reikte toen nog ver voorbij het Hof. Het ging om een huis met schuur en stallen, land, weiden met fruitbomen en bossen, gelegen naast de zuivere bron van de Kwadebeek. Pieter de Verwer was de eerste boer maar door geldnood moest zijn weduwe Katarina de Becker al in 1655 de hoeve overlaten - naast de inboedel waren er nog 4 paarden, 6 melkkoeien,8 kalveren, 6 varkens- aan haar schoonzoon Hendrik Ghysels, die het op zijn beurt doorverkocht aan een generaal van het Nederlands leger, Louis Tellio. Het Hof werd toen jaren verpacht. In 1750 (staat vermeld boven de hoofdingang) werden verbouwingen uitgevoerd en kreeg het Hof min of meer zijn huidige vorm.

Hof-ten-Hout in 1777 - Ferraris-kaart

In 1885 werden de gebouwen eigendom van Baron August Goethals, die eveneens het kasteel Revelingen in eigendom had en waarvan de jongste dochter Valentine, huwde in 1860 met Graaf Louis de Jonghe d'Ardoye (zie rubriek wandeling Sint-Gertrudis). Door vererving kwamen het kasteel, hoeves en domeinen uiteindelijk in handen van de familie de Jonghe d’Ardoye.


Door de afgelegen ligging van de hoeves waren de pachters ook gemakkelijke prooien voor de rovers; dat overkwam ook pachter Jan Frans Van Achter die eind 19de eeuw nog slachtoffer werd van de voetbranders.


Tijdens 1914-1918 was het betrekkelijk rustig, zelden zag men in Rode een Duits soldaat. Er waren wel nachtwachten om de velden (gewassen) te beschermen.  Tijdens de oorlog van 1940-1945 had toenmalige Graaf Philippe in zijn domein ook een schuilplaats gemaakt in de Schaapstallen voor dorpsgenoten die gezocht werden door de vijand. Na de oorlog werden er Duitse krijgsgevangen tewerkgesteld in het Hof-ten-Hout. Eentje daarvan wilde niet terugkeren naar zijn geboorteland uit vrees voor de Russen.

Schilderij van Clarot uit 1960

Op oudejaarsavond 31 december 1968 werd de hoeve door een brand verwoest. Boer Noël Van Lancker en zijn familie waren dakloos en moesten noodgedwongen tijdelijk in een stacaravan verblijven. Graaf André, door zijn opleiding als architect slaagde erin om in “no time” (zes maanden) de varkensstallen gelegen aan de straatzijde (Hot-ten-Hout / Eikenbos) om te bouwen tot woning. Daar verbleef voortaan boer Noël met zijn echtgenote Georgette met hun twee dochters.


Op de schilderij van Clarot kunnen we boer Noël op zijn groene Fendt-tractor zien, zijn vrouw Georgette en Irma, zijn moeder, geven eten aan de kippen op de basse-cour (hoenderhof). De mesthoop lag toen nog centraal in het Hof. Naast melk, kippen en eieren kon je ook lekker gezouten boter kopen

Over Boer Noël

Boer Noël (1928-1994), was de laatste pachter actief op het Hof-ten-Hout. Een sympathieke man en kindervriend: de wijkkinderen mochten altijd eens meerijden in zijn kar, getrokken door zijn tractor. Hij nam het pacht over van zijn ouders Jules en Irma, afkomstig uit Nokere.

Foto: C. Nekkebroeck

Foto: J.-P. Liebert

Ze waren de pachters van 1935 tot 1960. De hoeve en de bres (weiden) waren de “place to be” voor de jeugd uit de ‘60. In de ruimte boven de stallen, naast de kamer van de “koeienjodder” (boerenknecht) werd een kamp gemaakt, waar de lokale jeugd hun eerste sigaretten ging roken. Op de bres naast het Hof werden er kampvuren gemaakt. Ooit moest boer Noël een dringende blusinterventie uitvoeren: tijdens een droge zomer was het vuur wat uit de hand gelopen.

Jules en Irma

Noël en Georgette

Boer Noël met zijn onafscheidelijke “baseball” pet. Volgens zijn vrienden lag hij aan de basis van het succes van dergelijke petjes in België.

Boer Noël in gesprek met schepen Herman Wauters (halverwege de jaren ’80) toen hij werd verkozen tot beste boer aller tijden. Links staat zijn broer Charles (1931-1988), hij was uitbater van een tuincenter aan de Gehuchtstraat. Louis, de jongste, was directeur in Novarode.

De hoeve in 1974 - Foto: Marcel vander Elst - in 2022 kunstmatig gekleurd.

Hof-ten-Hout in 1960 - Bron: Paula Louckx

Vervolgens begon Graaf André aan de opbouw van de afgebrande woning. Het was een huzarenstukje en met de hulp van gekwalificeerde arbeiders uit Rode slaagde hij erin om alles picobello te restaureren volgens de stijlnormen. Na hun huwelijk in oktober 1970 werd het Hof-ten-Hout de permanente residentie van Graaf André en Gravin Brigitte. Tijdens zijn beroepsloopbaan hertekende Graaf André onder meer de plannen van het Justitiepaleis in Brussel die door de Duitsers werden verbrand.

Luchtfoto Hof-ten-Hout in 1977

In de jaren ‘80 werden ook wijkfeesten georganiseerd (Hof-ten-Hout en Vinkenlaan) -met name de “Houtenvinkfeesten”- die, bij regenweer, plaatsvonden in het overdekte gedeelte van de hoeve, vriendelijk ter beschikking gesteld door de Graaf en Gravin.
Er werd een quiz georganiseerd gevolgd door de verkiezing van “Miss en Mister Houtenvink”.  Op de foto's onderaan zien we de kinderen in de kar getrokken door de tractor van boer Noël. Fred Vanderlinden verzorgt de quiz.  

Bron: Mimi Degelas en Christian Nekkebroeck

Bron: Mimi Degelas en Christian Nekkebroeck

Scan_20210113 (23)
houtenvinkfeest6.jpg
houtenvinkfeest1 met Alain Panneels (L) en Lucien Collin (R)
houtenvinkfeest2
houtenvinkfeest3
Scan_20210113 (24)
houtenvinkfeest5.jpg
houtenvinkfeest4.jpg

Enkele sfeerfoto's van de houtenvinkfeest halverwege jaren 80

Dat het Hof door de jaren heen haar authenticiteit behouden heeft en de landerijen tot op heden onaangeroerd zijn gebleven, is ook te danken aan de familie de Jonghe d’Ardoye. Er is geen pachter en boswachter meer actief.  


De hoeve werd in 1981 een beschermd monument en is nog altijd landelijk gelegen.

Wandeling in de omgeving

De wegen die mekaar kruisen, aan de in 2018 nieuw geplaveide straat (ter hoogte van de stallen en de grote ingang achteraan) tot aan de Kwadebeek, gaat er eentje richting Waterloo (Ezelsweg, oorspronkelijk Elzenbosweg genoemd), een andere (Hof-ten-Hout) richting Terkluizen/Eigenbrakel.

Op deze weg, richting Eigenbrakel, staat het huis van de “garde” (maison de garde-chasse/jachtopzienerswoning). Je moet eerst voorbij een dennenbos, aangeplant rond de jaren ‘50 door de boswachter Fons Goossens en zijn zoon André.

Via een korte weg, kom je aan de private ingang. Een metalen poort gedragen door twee stevige blauwe natuurstenen met bovenaan een bol, leidt naar de woning (nr 82) en geeft achteraan ook toegang tot het domein Revelingen. Het is een grote woning, met een uitkijktoren voorzien van uilengaten en alle ramen beschermd met smeedijzer (ontworpen rond 1850 door de architect Jean-Pierre Cluysenaar).

De weg naar Terkluizen werd, vóór de aanleg van de spoorweg (+/-1875), gebruikt door de arbeiders die naar Eigenbrakel (meer industrie) gingen werken, de kortste weg was via de velden…    

Over de Kwadebeek

Foto: C. Nekkebroeck

De Kwadebeek heeft, sinds de installatie van een waterzuiveringsstation in 2018, wat van haar zuiverheid teruggekregen. Deze installatie staat ter hoogte van de Paddenstraat, waar het in de jaren ‘60, krioelde van padden (vroedmeesterpad) en hagedissen met de oranje buik in het moerassige gebied “de Elzenbroek”. Er was trouwens een waterput waar de lokale bevolking het water kwam halen (aansluitingen op leidingwater gebeurde rond 1930-35). Iets verderop vormde de Kwadebeek een vijvertje waar een pomphuis stond die het water naar de brouwerij De Greef stuurde.